Gedichtendag, staat in vet in mijn kalender. Niet echt vet, het beeldscherm verdraagt geen dikke stift. Maar de letters beloven, verleiden, fluisteren me woorden toe die zinnen vormen die vertellen. Doen voelen.
Je hebt gedichten over liefde, geluk, schoonheid.
En de gedichten die geboren worden in de gepijnigde ziel van de kunstenaar.

Deze laatste vind ik de mooiste. Lichtheid hoor en zie je al genoeg. Als ik me terugtrek in een hoge zetel -de deur gesloten, de gordijnen dicht- en de dichtbundel opensla, wil ik huilen. Want ook dat is leven.


Daarom, voor gedichtendag, mijn Vlaamse favoriet:

K.
III Weegschaal


Zelfs de weegschaal waarop zij staat
kan wat verdwijnt niet langer aan,
wil elke ochtend toch weer zien
hoeveel haar laken van haar steelt,
heeft heimwee naar haar molligheid.

O de weegschaal weet maar half
hoeveel zij weegt voor mij, altijd.
Hoeveel maar van me overblijft
wanneer men háár aftrekt van mij.

Wie wil, wie wil een stuk van haar?
Laat mij een bril, een sjaal, één lok,
maar laat mij iets.
Zij weegt nog alles met haar haar.
Kaal weegt zij niets.

(Uit: Vuile manieren, door Luuk Gruwez)


And for my foreign readers:

Stop all the clocks, cut off the telephone,
Prevent the dog from barking with a juicy bone,
Silence the pianos and with muffled drum
Bring out the coffin, let the mourners come.

Let aeroplanes circle moaning overhead
Scribbling on the sky the message He Is Dead,
Put crepe bows round the white necks of the public doves,
Let the traffic policemen wear black cotton gloves.

He was my North, my South, my East and West,
My working week and my Sunday rest,
My noon, my midnight, my talk, my song;
I thought that love would last for ever: I was wrong.

The stars are not wanted now: put out every one;
Pack up the moon and dismantle the sun;
Pour away the ocean and sweep up the wood.
For nothing now can ever come to any good.

(W. H. Auden)


Schoon.
*veegt wangen droog*